Ventilatie- en airconditioningsystemen filteren, indien goed ontworpen en bediend, de verontreinigende stoffen uit potentieel vervuilde buitenlucht, toevoerlucht en, waar van toepassing, afvoerlucht. Ze zorgen zodoende voor een goede kwaliteit van de toevoerlucht. Dankzij professionele planning, zonering en drukbehoud kunnen vervuilende stoffen uit de afvoerlucht van één ruimte zich niet door het hele gebouw verspreiden.
Overdracht door niezen en hoesten
Volgens de huidige kennis worden (corona)virussen overgedragen door druppelinfectie door bijvoorbeeld niezen en hoesten. Deze druppels kunnen zich, afhankelijk van de condities in de ruimte waar dit plaatsvindt, meters ver verspreiden en zo andere personen besmetten. In principe wordt een goede ventilatie van ruimtes met een zo hoog mogelijk aandeel buitenlucht aanbevolen.
Aanbevelingen voor een veilige werking van de systemen:
- Schakel de luchtbehandelingssystemen die met buitenlucht werken niet uit en verminder de volumestromen van de buitenlucht niet.
- Verminder de recirculatielucht, indien toegepast in de systemen, ten gunste van het aandeel buitenlucht.
- Verleng indien nodig de bedrijfstijden van de systemen voor en na de normale gebruiksduur.
- Secundaire luchtbehandelaars (fancoil-units, inductie-units) zijn alleen effectief in de respectievelijke individuele ruimte en brengen de lucht niet over naar andere ruimtes.
- Minimaliseer overloop vanuit verschillende zones (indien mogelijk, gebalanceerde luchtvolumestromen in de zones). Opgemerkt moet worden dat overloop in normale gebouwen vrijwel nooit is uitgesloten vanwege deuren, ramen en lekken. Dwarsventilatie werkt vrijwel uitsluitend door overloop.
Overdracht door airconditioningsystemen
Met de huidige kennis kan de overdracht van virussen via ventilatie- of airconditioningsystemen in principe worden uitgesloten. Buitenluchtkanalen en toevoerluchtkanalen kunnen door filtratie de druppels die het virus kunnen bevatten niet in de ruimtes brengen. Luchtafvoerkanalen, die de door druppeltjes verontreinigde uitlaatlucht uit de ruimtes afzuigen, transporteren deze niet naar andere gebieden.
De systemen werken met onderdruk, zodat er geen af te voeren lucht kan ontsnappen, zelfs niet als de kanalen lekken. Afhankelijk van het ontwerp kunnen lekken in de luchtbehandelingskast en de warmteterugwinningsunit (WTW) ertoe leiden dat een klein deel van de afgezogen lucht wordt overgedragen naar de toevoerlucht. Een correct systeemontwerp met moderne concepten voorkomt dit:
- Overdruk in het toevoerluchtgedeelte vergeleken met het uitlaatluchtgedeelte: door de opstelling van overdruk- en onderdrukgebieden kan geen relevante afgezogen lucht worden gemengd met de toevoerlucht, zelfs niet door warmteterugwinningssystemen zoals warmtewielen.
- Als de toevoer- en afvoerluchtsystemen afzonderlijk zijn geplaatst, kan de overdracht van afvoerluchtdeeltjes naar de toevoerlucht worden uitgesloten. Dit geldt bijvoorbeeld bij twincoil-warmteterugwinningssystemen.
HEPA-filters
Luchtfilters zorgen voor een relevante vermindering van stof- en aerosolconcentratie in airconditioningsystemen en in de toevoerlucht van kamers. HEPA-filters worden gebruikt voor volledige scheiding van zwevende deeltjes, zelfs de kleinste virussen (22-330 nm [nanometers]). Op deze manier gefilterde toevoerlucht is vereist in luchtbehandelingssystemen voor clean rooms, operatiekamers in ziekenhuizen of in speciale laboratoria. Vanaf filterklasse H-13 zijn alle stoffen met virussen volledig gescheiden. Een merkbare reductie wordt al behaald door gebruik te maken van filterklasse ePM1 ≥ 80% (oude F9).
Filteronderhoud
Virussen zijn altijd gebonden aan aerosolen of stofdeeltjes en zweven daarom meestal niet vrij in de ruimte. Ze hopen zich dus net als alle andere deeltjes op in het filtermateriaal. Bij het onderhouden en vervangen van geladen filters moeten áltijd persoonlijke beschermingsmiddelen worden gedragen (beschermhoes, mond- / neusbescherming FFP3 en veiligheidsbril).
Ruimte en luchtvochtigheid
De luchtvochtigheid in de ruimte kan ook een rol spelen bij de overdracht van virussen. Uit studies is bekend dat de overdracht van griepvirussen afneemt bij een luchtvochtigheid in de ruimte van 40 tot 60%.
Of deze omstandigheid ook voor het coronavirus geldt, is niet definitief bekend. Als vochtigheidsregeling met het ventilatie- / airconditioningssysteem mogelijk is, moet dit als volgt worden uitgevoerd:
- De luchtvochtigheid in de ruimte moet tussen de 30 en 65 % rv. worden gehouden. Een streefwaarde van 40% voor systemen met bevochtiging kan voordelig zijn, in geen geval minder dan 35%, aangezien droge lucht met <30% relatieve vochtigheid een hoger infectierisico met zich meebrengt.
- Voor systemen zonder bevochtiging is het belangrijk om na te gaan welke ventilatiesnelheden passend zijn onder de huidige bezettingsgraad.
Ja, we kunnen dus de verspreiding van virussen en bacteriën verminderen. Stulz adviseert graag hoe u een gezond binnenklimaat kan bereiken.
Dit artikel is gesponsord door Stulz